Jonge vrouw met jas (Stadsgedicht 27)
Steek voor steek naait zij het stukje stof
in de voering van haar jas,
zakje voor een loden last.
Precies plaatst ze de naald, haar blik intens.
Denkt ze over hem die ze straks treft?
Zijn gruwelijke daden? Zijn gevaar?
Of denkt ze aan haar oom en zijn gezin
die niet meer konden leven?
Daar gaat ze, aan het einde van de dag,
alsof ze zomaar fietst voor haar plezier.
De wind speelt met het kraagje van haar jas
wanneer ze naar Kerlens woning rijdt.
Ziet ze verbazing in zijn blik
als ze vastberaden richt en schiet?
Ze ontdoet zich van de jas,
de geruite stof valt op.
Maar langs de weg van leugen en verraad
vond toch een laatste kogel
zijn niet te stoppen baan naar haar.
Hief ze het hoofd? Zong ze?
Mary Heylema, stadsdichter
Ter nagedachtenis aan Truus van Lier (1921 – 1943), verzetsvrouw.
Voorgedragen bij de Truus van Lier-lezing op 21 april 2022 in het Christelijk Lyceum, waarvan Truus van Lier leerling was van september 1938 tot zomer 1940.
Heylema, Mary