Schuur, Koos
Jacobus Geradus Schuur werd op 4 oktober 1915 te Veendam geboren. Hij was van1935-1942 journalist bij `Nieuwsblad de Noordooster`. Verhuisde in 1942 naar Amsterdam. In cafe Eylders (Korte Leidsdwarsstraat 7, Amsterdam) leerde hij via Gerard den Brabander Jan Elburg kennen. Werd in 1945 letterkundig adviseur bij De Bezige Bij.
Debuteerde met poëzie in De Gids (1940) en publiceerde tijdens WO II clandestien de bundels Novemberland (1943) en Windverhaal (1944). Direct na de oorlog verscheen Herfst, hoos en hagel (1946). Hij werd mederedacteur van het tijdschrift Het Woord, Maandblad voor de nieuwe Nederlandse letterkunde.
In 1951 emigreerde hij naar Australië, waar hij het brievenboek En de Kookaburra lacht... (1953) schreef, evenals Fatamorgana voor Nederlanders (1956). Beide boeken zijn getuigenissen van een emigrant die in zijn nieuwe woongebied niet kan aarden en zijn schrijverschap ziet afsterven onder de cultuurloosheid van zijn omgeving. Hij keert terug naar Nederland en in 1963 bundelt hij zijn poëzie in Gedichten 1940-1960.
Na een lange periode van zwijgen publiceerde hij in 1980 op aandrang van Jan G. Elburg zijn melancholieke herinneringspoëzie in Waar het was.
Hij stierf in 1995 te Almere.