Sirenes
Als natte handdoeken rond een buitenbad
liggen de wolven uitgespreid op het zand.
Geen jacht of roedeldrang, alleen dit solitaire
liggen, hun ogen spleten blauwe viooltjes.
De sirenes jankten, luchtalarm. De wolven
zochten de maan van twaalf uur ’s middags
boven de heuvel in hun perk, ze renden rond,
huilden terug, beten naar snuiten en muilen.
Eerste maandag van de maand in de ochtend
bloedcontrole, dan de wolven zien, die samen
renden en roedel zongen tot de sirenes zwegen,
koffie met morfine wachtte en de dag terugkwam.
Je stierf op zondag twee november in de avond.
De dag daarna loeiden de sirenes. Je bed direct
gekoeld, een open raam. De kou kwam binnen,
je graf werd gedolven en in hun hol de wolven.
Katelijne Brouwer
Brouwer, Katelijne