Op een terras in de lente (Stadsgedicht 49)
Sterren smelten op de tong van schemeringen.
Gekoesterd door de draagtijd van herinneringen
drijft op de drooggevallen stafkaart van het licht
de lente, omgekat tot droomgewicht.
De avond rekt zich uit met schaduwen van porselein.
‘Wist jij dat Sisyphus hier woonde aan een plein?’
vraag ik, en zie: een jonge nachtwind bijt
zich in de wolken vast en tijd
wordt weer eens vloeibaar, vindt een toon
in nevelogen waar de kim zich sluit, onttroond
berijden we het fabeldier van onze woorden, stromen
als ontdooide stemmen in het donker uit.
Net als ‘Op een terras in de zomer’ en ‘Op een terras in de winter’ vormde een ontmoeting met Zeister collega-dichter en Arbeiderspersfondsgenoot Kees van Domselaar de aanleiding voor het schrijven van dit gedicht.
Jan-Paul Rosenberg
Rosenberg, Jan-Paul